22 juli 2010: Van het Qinghaimeer naar Golmud

Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli

Klein meisje bij de garage.

Deze ochtend besluiten we om het toeristische Qinghai-meer de rug toe te keren en verder naar het westen te rijden, richting Golmud. Maar voor het zover is wil ik eerst nog wel heel graag Bird Island bezoeken, een van de hoogtepunten van het Qinghai-meer. Een eiland met heel veel vogels, daar kan ik als semi-vogelaar natuurlijk niet met goed fatsoen aan voorbij gaan.

Onderweg naar Bird Island laten we bij een kleine garage langs de weg een van de banden repareren, die we lek hadden gereden op een van de weggetjes in Sichuan. De garage wordt gerund door een Hui moslimfamilie. Het hoofd van de familie, die ook de band repareert, heet Abdullah. Een klein meisje met een smerig rood truitje en een zwarte maillot aan speelt tussen de banden en het gereedschap met een werkhandschoen. De uitlaat rammelt ook nogal, en Abdullah verwijst ons door naar een garage iets verderop die een goot heeft waardoor je onder de auto kunt kijken. Het is een troosteloze plek, modderig en vies, met overal afval. Een hond ligt aan de ketting. Als we ook maar iets te dicht bij dreigen te komen, begint hij vervaarlijk te blaffen en rukt aan de ketting.

Huizen in de buurt van de garage.

Zoals zo vaak in dit soort afgelegen plaatsjes kan ik me niet voorstellen hoe het moet zijn om hier te leven, kan ik niet bedenken wat dan je perspectieven zijn. Waarschijnlijk heb je helemaal geen perspectieven als je hier woont. Je bent hier gewoon en doet je ding. Bij deze garage heeft een vrouw de leiding. Met vaardige handen schroeft ze de uitlaat van de auto los. Hij moet gelast worden en daarvoor moeten we weer terug naar Abdullah, die een lasapparaat heeft. Met de uitlaat lopen we de kleine kilometer die de twee garages van elkaar scheidt, waarna Abdullah geconcentreerd de uitlaat last. Het kleine meisje vermaakt zich inmiddels kostelijk met een zonnebril, die ze steeds op zet waarna ze schalks om zich heen kijkt om te zien of iemand haar wel ziet met die grote gekke zonnebril op.

Meisje speelt tussen de banden en het gereedschap van de garage.

Terug bij de andere garage zijn er inmiddels twee grote vrachtwagens gearriveerd die ook gerepareerd moet worden. Het zonnetje is wat gaan schijnen, en de sfeer wordt er iets minder troosteloos door. De vrachtwagenchauffeur uit de provincie Qinghai - een Han-chinees - plaagt de vrachtwagenchauffeur uit de provincie Gansu, die moslim is. "Jaja," zegt de man uit Qinghai, "moslim, hé? Nou, jullie hebben allemaal van die strenge regels, maar ondertussen..." En dan vertelt hij hoe hij niet zo lang geleden in een lange file in Gansu had gestaan in een gebied waar veel moslims wonen. Veel van de vrachtwagenchauffeurs waren ook moslim. Toen ze al uren in de file hadden gestaan, kwam er een verkoper van baozi (gestoomde gevulde broodjes) langs de wagens. Keer op keer vroegen de mannen: ""Wat is het voor vulling?", waarop de man: "varkensvlees" antwoordde. Teleurgesteld dropen de mannen af. Maar het werd later en de magen gingen steeds harder knorren. Op een gegeven moment ging er iemand naar de baozi-verkoper toe en stelde voor: "Als ze nou weer vragen wat het voor vulling is, dan moet je 'schapenvlees' zeggen." Zo gezegd zo gedaan, en wat gebeurde er? In een mum van tijd was de man door zijn 'schapenvlees'-baozi heen. De vrachtwagenchauffeur uit Qinghai moet zelf verschrikkelijk lachen als hij het verhaal vertelt, de man uit Gansu grinnikt wat ongemakkelijk mee.

Paard dat bij een van de garages staat.

Bird Island ligt aan de westoever van het Qinghaimeer. In reisgidsen wordt het aangeprezen als een waar vogelparadijs waar tussen maart en begin juni duizenden vogels broeden, waaronder wilde ganzen, aalscholvers, meeuwen, strandlopers, de zeldzame zwartnek kraanvogel en de Indische gans die elk jaar helemaal over de Himalaya vliegt - soms tot op 10.000 m hoogte - om in India te overwinteren. Wij zijn er in juli en de meeste vogels zijn al gevlogen, met uitzondering van duizenden aalscholvers. Vlak bij het eiland moeten we de auto parkeren en verder rijden met een elektrisch karretje, dat allereerst stopt bij een lange overdekte galerij die uitkomt bij een grote glazen wand met zicht op het de kustlijn van het Qinghaimeer. Bij het water scharrelen wat vogels heen en weer. In het gras liggen tientallen eieren zó dicht bij de glazen uitzichtwand dat ik het personeel ervan verdenk dat zij die eieren speciaal voor de toeristen daar hebben neergelegd. Vervolgens rijdt het karretje verder naar een planken pad dat naar Bird Island leidt.

Uitzicht vanaf de glazen uitzichtwand, met de eieren op de voorgrond.

Bird Island blijkt een immense rotsblok te zijn, waar nu vooral nog heel veel aalscholvers nestelen. Ook langs de rotsachtige kustlijn nestelen veel aalscholvers. Met een schuldgevoel dat het niet kon winnen van mijn gevoel iets meer van de kustlijn te willen zien, klimmen we over de railing van het houten pad en installeren ons in het geurige gras. Met de verrekijker speur ik de kustlijn en de rotsachtige kliffen af. Ik zie vooral aalscholvers, hier en daar wat kokmeeuwen, wat ganzen, in het veld een leeuwerik en een vis die uit het water springt. Tussen het gras groeien hoge grashalmen, witte bloemen en een soort look met paarse bloemen die een sterke uienlucht verspreidt als we er tussendoor lopen. De aalscholvers vliegen af en aan en maken een kabaal van jewelste.

Bird Island, dat vooral bewoond wordt door aalscholvers.

Kustlijn van het Qinghaimeer bij Bird Island.

Beneden bij het meer, waar de elektrische karretjes vertrekken terug naar de parkeerplaats, zie ik de Italiaan die gisteren zo welwillend had gereageerd op de grote hordes toeristen in het sfeerloze Kumbum-klooster. Hij is de begeleider van een kleine groep Italiaanse toeristen en ze staan bij de kade te wachten op een boot die hen misschien naar een eiland iets verderop in het meer kan brengen. Vroeger was dat een reguliere tocht, maar die wordt nu niet meer gehouden en de eigenaren van de boot vragen heel veel geld voor de overtocht. Bovendien moet er toestemming komen van een hogergeplaatste. Inmiddels wachten ze al uren in de brandende zon en de Italiaan is helemaal gefrustreerd van aan het lijntje te worden gehouden. Agressief roept hij: "Laat maar zitten, die rotboot. Hoe dan ook, als ik ze nu zie dan maak ik ze allemaal dood!" Terwijl ik hem zo bezig zie, realiseer ik me: vroeg of laat grijpt China iedereen wel een keer bij de strot, hoe Zen je instelling ook is.

Bootjes bij het Qinghaimeer bij Bird Island.

Vervolgens beginnen we aan de lange rit naar Golmud, ruim 600 km kilometer. Het is al een uur of vier in de middag, maar we zijn hier al zo ver naar het westen dat het hier veel langer licht blijft dan in Beijing. De weg naar Golmud leidt voor het grootste deel over een oneindig lange, rechte weg door een droog en dor gebied waar de bodem zout is en alleen een soort zeekraalachtige planten groeien. We passeren het zoutmeer van Chaka, een van de vier grote zoutmeren van het Qaidam Bekken. Als je hier rijdt voel je pas echt hoe uitgestrekt en onherbergzaam de Tibetaanse hoogvlakte is. Er wonen maar weinig mensen hier. Af en toe zien we Mongoolse yurten en hier en daar is er een oase. Daar verandert het dorre landschap plotseling in een groen landschap, is er landbouw en water en heel veel bomen. De oases zijn vaak meer een soort corridors, niet meer dan een paar honderd meter breed. Daar waar het water niet kan komen, begint abrupt weer de gele dorre vlakte. Zo rijden we van oase naar oase, die zich als groene kralen langs de snelweg rijgen.

In dit zoute landschap groeien alleen maar zeekraalachtige planten.

Soms wordt de vlakte onderbroken door wat meer bergachtig gebied. Hier zien we plotseling een kudde kamelen die water drinken uit een zoetwaterpoel vlak langs de weg. Voor mij komt het totaal onverwacht, het laatste wat ik verwacht had hier te zien zijn kamelen. Later, als we weer in de auto zitten, realiseer ik me opeens dat ik in mijn enthousiasme toen ik de kamelen zag, riep: "Stop! Stop! Radijzen, radijzen! (luobo, luobo!)" in plaats van "Kamelen, kamelen (luotuo, luotuo!)" Geen wonder dat Yao even in verwarring was.

Onverwacht: kamelen!.

In die immense, inmiddels donkere lege vlakte doemen rond 01.00 uur plotseling een heleboel lichtjes op: Golmud.

Dag 1: 17 juli, Dag 2: 18 juli, Dag 3: 19 juli, Dag 4: 20 juli, Dag 5: 21 juli
Dag 6: 22 juli, Dag 7: 23 juli, Dag 8: 24 juli, Dag 9: 25 juli, Dag 10: 26 juli
Dag 11 en 12: 27 en 28 juli


Bovenstaand artikel is geschreven door Inge Jansen, Chinadeskundige en schrijfster van onder andere de Dominicus-gidsen China, Shanghai en Beijing . Op haar blog schrijft ze over China.

Via haar bedrijf Mingbai (wat 'begrijpen' in het Chinees betekent) geeft zij informatie over China. Haar expertise bevindt zich op het snijvlak van Chinese cultuur & samenleving, geschiedenis en toerisme.

Zij schrijft voor verschillende media, geeft lezingen en rondleidingen en verzorgt cursussen en workshops.

www.mingbai.nl/weblog
Meer verhalen uit de weblog